Hyundai
De N-sportafdeling van Hyundai heeft de elektrische SUV Ioniq 5 uitgerust met tal van kunstjes, rijmodi en specifieke functies. Maar is de Ioniq 5 N daarmee even opwindend als een sportwagen met verbrandingsmotor?
De C-HR hadden we toch al eerder aan de tand gevoeld? Jazeker, maar wij stuurden de Belgische Toyota-importeur nog eens een verzoekje om beide motoren op eigen bodem te kunnen testen. De C-HR werd immers voor en in Europa ontwikkeld. En omdat Toyota’s Europese hoofdkwartier zich nog steeds in Zaventem bevindt, mag je wel vermoeden dat de Japanse ingenieurs hem perfect hebben afgesteld op onze wegen.
Dat was aanvankelijk de bedoeling. Het platform van deze SUV mag dan wel het Toyota New Global Architecture of TNGA-platform van de Prius zijn, de C-HR zou normaal gezien alleen in Europa in de catalogus komen. In het land van de rijzende zon reageerden ze echter zo enthousiast op de nieuwe SUV dat Toyota besliste om de C-HR ook elders in te voeren. Gezien de immer toenemende populariteit van SUV’s: geen slechte zet.
Het belangrijkste is de motor, maar daar komen we meteen op terug. De C-HR mag dan wel hetzelfde platform gebruiken en in zijn hybride-uitvoering dezelfde aandrijflijn als de Prius, hij heeft totaal andere afmetingen. De C-HR staat natuurlijk hoger op de poten, maar hij is ook een stukje kleiner. Met een lengte van 4,36 meter komt hij zelfs centimeters te kort tegenover de RAV4. Met andere woorden: de C-HR is Toyota’s kleinste SUV.
Die is aanvaardbaar voor vier volwassenen, maar je merkt al snel dat de praktische aspecten werden geofferd op het altaar van het design. De kolossale C-stijlen zorgen niet alleen voor een donkere sfeer op de achterbank, ze maken het voor de chauffeur ook niet makkelijk om te manoeuvreren. Dan is er nog de onhandig zware kofferklep, die toegang geeft tot een weinig moduleerbare koffer: neergeklapt vormt de achterbank bijvoorbeeld geen vlakke laadvloer.
Nee hoor, integendeel: daarmee hebben we bijna alle negatieve punten van de C-HR al gehad. Je moet toegeven: de looks werken wel, en dat merkten we ook aan de reacties van enkele geïnteresseerde voorbijgangers. Een gedurfde zet van een merk dat soms met een wat duf imago te kampen heeft, en in de lijn van wat dochtermerk Lexus tegenwoordig uit de pen tovert. Die lijn wordt binnenin verdergezet: het interieur ziet er verfrissend uit, en is oerdegelijk afgewerkt. Pluspunten ook voor de geslaagde rijpositie: stuur en versnellingspook liggen aangenaam in de hand.
In het geval van de hybride wel. Die combineert een 1,8 liter grote viercilinder op benzine met een elektromotor, goed voor 122 pk en 142 Nm, en is gekoppeld aan een CVT-automaat. Met 0-100 km/u in 11 seconden en een topsnelheid van 170 km/u geen snelheidswonder, maar wel een zuinigheidswonder: Toyota geeft een gemiddelde op van 3,8 l/100 km, wij klokten af op 5,3 l/100 km. En als je weet dat we voornamelijk snelwegverkeer deden – waar een Toyota-hybride minder efficiënt is – is dat gemiddelde zelfs nog omlaag te krijgen.
Jazeker: de 1.2 T viercilinder turbobenzine van 116 pk en 185 Nm. Die legt nauwelijks betere acceleratiecijfers voor (0-100 km/u in 11,1 seconden en een topsnelheid van 185 km/u) en moet met een opgegeven gemiddelde van 5,9 l/100 km de duimen leggen tegenover de hybride – wij klokten zelfs af op 8,2 l/100 km – maar kan worden gekoppeld aan een CVT-automaat of een manuele versnellingsbak, en is de enige motor in de C-HR die ook met vierwielaandrijving te krijgen is.
In rijplezier en gebruiksgemak is er geen twijfel mogelijk: de 1.2 T. Ondanks zijn beperktere longinhoud legt hij een enthousiast karakter aan de dag, en omdat zijn koppel al vanaf 1.500 tpm beschikbaar is, komt hij veel soepeler uit de hoek. Leg je vooral de klemtoon op een laag verbruik, dan is de hybride de betere keuze. Alleen wordt die geplaagd door een hypernerveuze CVT, die bij de minste aanraking van het gaspedaal de naald van de toerenteller de hoogte injaagt, met het beruchte “koffiemoleneffect” tot gevolg.
Daarin neigen we ook richting turbobenzine, al komt het daar vooral aan op de geluiddemping van de benzinemotor. Verder is het ophangingscomfort gelijkaardig, met een relatief strakke maar vergevingsgezinde schokdemping. Dynamisch zijn ze allebei – zeker vergeleken met een Prius – dus op dat vlak hebben de Japanse ingenieurs het Europese verlanglijstje correct geïnterpreteerd, maar de sportieve kelk laat de C-HR liever aan zich voorbij gaan.
De C-HR staat in de catalogus vanaf € 22.580. Voor dat budget kan je alleen kiezen voor de 1.2 T met manuele zesversnellingsbak. De versie met CVT en de hybride staan een uitrustingsniveau hoger, en kosten dan respectievelijk € 26.080 en € 27.850. Extra uitrusting vind je naar aloude Japanse traditie vooral in hogere uitrustingsniveaus, en niet in de optielijst.
De N-sportafdeling van Hyundai heeft de elektrische SUV Ioniq 5 uitgerust met tal van kunstjes, rijmodi en specifieke functies. Maar is de Ioniq 5 N daarmee even opwindend als een sportwagen met verbrandingsmotor?
De facelift van de Opel Corsa trekt het stadswagentje visueel weer in lijn met de rest van het recentere gamma. Maar kan hij zich onderscheiden van zijn Stellantis-stalgenoten?
Om te strijden tegen zijn Europese concurrenten, en om zijn bestaansrecht te verdedigen ten opzichte van zijn stijlvolle broertje, zet de Kia Ceed SW in op rationele argumenten. Maar kan hij daarmee verleiden?
Suzuki heeft zijn kleine Swift een volledig nieuwe motor gegeven en direct ook het volledige uiterlijk aangepast. En toch... lijkt er niets te zijn veranderd! Goed of slecht nieuws?