Donald Healey hield niet alleen
van mooie auto’s, maar was ook een pienter zakenman. Hij had snel door dat hij
niet alleen snelle roadsters nodig had, maar ook een instapmodel dat je “op een
motorparkeerplaats” kwijt kon. Hij sloeg de handen in elkaar met BMC (British
Motor Company), en in 1958 verscheen de Sprite.
Kikkerogen
Door zijn bolle koplampen kreeg
die al snel de bijnaam “Frogeye”. De atypische stijl deed hem sympathiek ogen,
maar had een triviale oorzaak: de designers wilden eerst opklappende koplampen
zoals later de Porsche 928 zou krijgen. Maar dat was financieel niet haalbaar,
dus werden de koplampen gewoon vast op de motorkap gemonteerd.
Eenvoud voorop
Om de prijs te drukken, moest
Healey stevige toegevingen doen op vlak van comfort: de Frogeye was een spartaanse
roadster in de beste Britse traditie, en had dus geen openende ruiten, openende
koffer of verwarming (standaard). Technisch was de Frogeye wel modern, met een
tandheugelstuur en een monocoqueplatform.
Sensaties voor prestaties
De Austin-Healey zette prestaties
neer die de eerste de beste bromfiets deed lijken op een Kawasaki-racemachine:
de 948 cc grote viercilinder werd wel onder handen genomen, maar produceerde
amper 44 pk, met een weinig enthousiaste soundtrack. Gelukkig was het chassis
levendig en beweeglijk, en had je met een lengte van 3,5 meter en een gewicht
van 650 kilogram overal plaats.
Evoluties
De auto werd gebouwd in de
MG-fabriek in Abingdon, en kon op wat jaloezie rekenen van dat laatste merk. In
1961 brachten beide merken een gemeenschappelijk model uit (de MG Midget en
Austin-Healey Sprite). De motor werd iets krachtiger, maar de stijl werd
volledig aangepast, met de nodige comfortitems.
Vandaag
Net als alle auto’s uit die tijd
houdt de Sprite van roest. En dat is natuurlijk nog erger bij een monocoque en
een grote motorkap die bijna de hele voorkant inpalmt, met als een… Jaguar E-Type.
Mechanisch zijn er geen grote problemen, zijn onderdelen makkelijk vindbaar en
kan je redelijk veel zelf doen als je wat handig bent. Een Sprite is wel
redelijk duur: reken op minstens € 20.000 voor een mooi exemplaar, een stuk
meer dan zijn opvolgers, die nochtans comfortabeler zijn om mee te rijden.
Over de auteur: Christiaens Jean-Francois
Jean-François Christiaens is autojournalist sinds 2005. Hij houdt van alles wat rijdt, van elektrische auto’s tot hypercars.
Maar zijn hart gaat vooral sneller slaan van hot hatches uit het GTI-tijdperk. Hoewel een comfortabele break hem ook weer niet onbewogen laat.
Heet dat dan ouder worden?