Met zijn lengte van 4,6 meter was de Falcon een
‘kleine’ auto naar Amerikaanse normen. Dat bewees trouwens ook zijn eerste
motor, een 2.4-zescilinder van 95 pk. Voor het Europa van die tijd was dat veel
vermogen, maar in de VS was het eerder bescheiden. Het jaar erop introduceerde
Ford daarom een dikkere zes-in-lijn. Omdat ook die succes kende, begon het merk
na te denken over verdere uitbreidingen van het gamma.
En dus mocht de Falcon groeien. Er kwam een
ongelooflijk aantal koetswerkversies (2- en 4-deursberlines, 3- en
5-deursbreaks, een cabrio en een bestelversie) en in 1963 kwam er nog een
nieuwe variant: de Sprint. Onder de motorkap van die laatste was de zescilinder
vervangen door een V8 van 4,3 liter en 163 pk.
Deze versie werd gebruikt als basis voor de
ontwikkeling van… de Mustang, die een jaar later op de markt kwam. Het chassis,
het interieur, de ophanging en zelfs de transmissie, de Mustang nam het bijna
allemaal gewoon over van de Falcon Sprint. Hetzelfde jaar gaf Ford zijn Falcon
een facelift waarbij hij verfijning inruilde voor viriliteit.
Vandaag moet je een professionele detective zijn om
nog een Falcon Sprint te vinden. Hij was maar een paar maand in productie en in
die tijd zijn er zo’n 15.000 van gemaakt – coupés en cabriolets. Nu is hij zeer
zeldzaam en ondanks zijn historische belang wordt hij door Europese
verzamelaars over het hoofd gezien.
Over de auteur: Christiaens Jean-Francois
Jean-François Christiaens is autojournalist sinds 2005. Hij houdt van alles wat rijdt, van elektrische auto’s tot hypercars.
Maar zijn hart gaat vooral sneller slaan van hot hatches uit het GTI-tijdperk. Hoewel een comfortabele break hem ook weer niet onbewogen laat.
Heet dat dan ouder worden?