Sfeerreportage: met een Skoda Superb tussen de wielrenners

We rijden door de Puy-de-Dôme, tussen de vulkanen, in Châtel-Guyon, waar de 13de etappe van de Tour 2020 van start gaat. Het is 10 uur en het kleine plaatsje maakt zich op voor de koers. Het dorp hangt vol reclameaffiches en toeschouwers wandelen voorbij met een mondmasker op en een groene, gele of bolletjestrui aan terwijl ze proberen om de ‘goodies’ te scoren die de reclamestoet verdeelt voor de coureurs passeren.

Meer dan 200 Skoda’s in de Tour

Voor het vertrek van deze etappe hebben de teams van de Tour al 140 kilometer achter de kiezen sinds het dorp waar de avond voordien de finish lag. Onze Skoda Superb iV dus ook. Hij maakt deel uit van de vloot van 200 wagens (Superb, Octavia, Karoq en Kodiaq) die de Tsjechische constructeur ter beschikking heeft gesteld van de Tourorganisatie. Voor teams die dat wensen levert Skoda ook leasewagens.

Coureurs aan het stuur

Onze chauffeur heet Maurice, een rijzige Nederlander met een verleden als wielrenner. Skoda neemt enkel voormalige profwielrenners aan om de auto’s van zijn genodigden te besturen. Zij weten namelijk hoe de renners reageren en kunnen dus aanrijdingen in het midden van het peloton vermijden. De bestuurders hebben ook een korte opleiding gekregen rond het gebruik van een plug-inhybride. Dit jaar telt het wagenpark van Skoda namelijk 30 plug-inhybride Superbs.

Flitspaal? Welke flitspaal?

11 uur 50, het startschot is gegeven. Maurice schiet zich achter de renners aan, wiel aan wiel met andere auto’s en motorfietsen. Om de renners bij te benen na een ontsnapping haalt de Skoda soms bijna 100 km/u in dorpjes en steden, die uiteraard afgesloten zijn voor de andere gebruikers. Kruispunten zijn gesloten en we moeten niet letten op rode lichten. De flitspalen zijn tijdens de etappes uitgeschakeld, maar voor het vertrek en tijdens verbindingsritten zijn ze wel degelijk actief. We hebben in het publiek zelfs gendarmes gezien met een radartoestel in de hand. Bij een snelheidsovertreding kunnen de auto en zijn bestuurder uit de race worden uitgesloten.

Inhalen en duwen

De Skoda’s van de organisatie communiceren met elkaar via walkietalkie en geven informatie door over de rijomstandigheden: “Opgelet, val bij kilometer 32, links van de weg”, “heel scherpe bocht naar rechts bij kilometer 45”, “twee rijrichtingen mogelijk op de rotonde van kilometer 63”. Om zo dicht mogelijk bij de renners te komen rijden de auto’s en de motorfietsen soms vlak bij elkaar en halen ze met geweld in. Maurice jaagt zich op aan het stuur en soms gaan de banden huilen in bochten.

Fietsers bijhouden is niet eenvoudig

In bochtige afdalingen kunnen de auto’s de fietsen maar met moeite bijhouden. De smalle tweewielers kunnen de hele breedte van de weg gebruiken. De renners halen soms 90 km/u in blinde bochten. Ze mogen zich dus niet mispakken aan hun traject, want correcties zijn heel moeilijk. Andy Schleck, winnaar van de Tour van 2010 en Skoda-ambassadeur vertelt ons dat hij vaak keek naar de achterlichten en de trajecten van de motorfietsen van de gendarmerie die voor het peloton rijden. “Wanneer de lichten aan gaan, is het hoog tijd voor de renners om te remmen”. Tussendoor vertrouwt Andy ons toe dat hij als dagelijkse wagen met een Skoda Kodiaq RS rijdt. Hij is geen fan van sportwagens of prestigemodellen: “Ik heb er even over gedacht om een luxewagen te kopen na mijn eerste grote overwinning, maar uiteindelijk heb ik het geld in een terrein met visvijvers geïnvesteerd. Dat terrein is vandaag meer geld waard, iets wat voor een auto ongetwijfeld niet het geval zou zijn geweest”.

Bijna 10.000 kilometer op drie weken

Bij de eindbeklimming van de Néronnepas rijdt Maurice met een elleboog op de deur. Nu heeft hij geen probleem meer om de renners te volgen. Terwijl zij tot het uiterste gaan op de hellingen voelen wij ons bijna beschaamd in de comfortabele lederen stoelen van de Superb terwijl de airco ons gezicht verfrist. Ook dat is de Tour de France: de 170 renners worden constant gevolgd door een resem auto’s, SUV’s en bestelwagens, die vaak met veel meer zijn dan zijzelf. Die gemotoriseerde horde heeft een forse ecologische voetafdruk. Skoda heeft dit jaar een inspanning geleverd door hybride modellen mee te brengen naar de Tour. In de drie weken van de race zal elke wagen bijna 10.000 kilometer afleggen.

Opladen aan het hotel

De hybride Superbs worden bijna elke avond aan het hotel opgeladen. Ze rijden vervolgens zo’n 40 kilometer puur elektrisch, waarna de 1.4 TSI het stokje overneemt om de 400 tot 450 kilometer te rijden die de auto’s gemiddeld per dag afleggen. En de wagens krijgen geen doping: het gaat om pure productieversies, al zijn de banden gevuld met een vloeistof om lekken te dichten.

Verbruik?

Sinds het begin van de Tour heeft onze hybride Superb een verbruiksgemiddelde genoteerd van 7,1 l/100 km benzine. Met slechts één laadbeurt per 400 kilometer is dat helemaal niet slecht, zeker niet gezien het tempo en het soort wegen dat de auto’s voor de kiezen krijgen. “Dat is minder dan de Superb 2.0 TDI 190 DSG van vorige jaren,” vertrouwt ons een van de 30 Tsjechische techniekers toe die naar de Tour is gestuurd om zich over de vloot van Skoda te ontfermen. Zij moeten ervoor zorgen dat er nooit een auto in panne valt. Een rokende Skoda langs de kant van de weg op televisieschermen in 190 landen van de wereld zou natuurlijk een schande zijn. Maar tot op heden valt nog geen enkele panne te betreuren. Blutsen en krassen als gevolg van tikjes tegen andere auto’s of verloren buitenspiegels duiken echter wel op.

En na de Tour?