Mercedes-Benz
De Duitse terreinwagen geboren in 1979 vindt zichzelf opnieuw uit voor het elektrische tijdperk. De elektrische G-Klasse heet echter niet EQG, maar G 580 EQ. De specs zijn alvast veelbelovend...
De eerste Ferrari’s waren rechtstreeks afgeleid van de circuitauto’s en dus niet zo makkelijk om dagelijks mee te rijden. Enzo Ferrari gaf toe aan de verzuchtingen van zijn klanten en ontwikkelde beschaafdere versies.
Il Commendatore was gepassioneerd door racen. Productiewagens zag hij daarom als een noodzakelijk kwaad om zijn racewagens te kunnen betalen. Eind jaren 50 lanceerde hij daarom zijn eerste echte toerwagen voor serieproductie, de 250. Die was minder artisanaal dan de 166, 195 en 212 die eraan voorafgingen, maar niet minder brutaal. Dat kon het gezapige cliënteel minder waarderen.
In 1963 werd de Ferrari 250 daarom opgevolgd door de 330. Die was verfijnder, krachtiger en comfortabeler, en beantwoordde aan de eisen van de Amerikaanse markt. Er volgden enkele varianten: de 330 GT 2+2, die de 250 GTE als bestseller verving, de 275 GTB met 3.3 V12 als vervanger van de 250 GT Lusso, en de 330 GTC en GTS als synthese van de voorgaande modellen.
De 330 GTC werd voorgesteld op het salon van Genève in 1966. Zijn koetswerk kwam van Pininfarina, en leek op de 2+2, maar met een andere voorkant en uiteraard twee zitplaatsen. Het Ferrari-gamma telde dus twee tweezitscoupés: de 275 GTB en deze 330 GTC. De eerste sprak met zijn suggestieve lijn en 3.3 V12 vooral sportieve chauffeurs aan. De tweede combineerde de comfortabelere 4.0 V12 van de 2+2-coupé met het chassis van de 275 GTB. Met zijn betere en discretere geluiddemping mikte hij dus op andere klanten.
Volgens de pers destijds bood de 330 GTC het ideale compromis tussen de dynamiek van de 275 GTB en het comfort van de 2+2. Dat hoeft niet te verwonderen met een V12 van 300 pk, versnellingsbak tegen de achteras, vijf versnellingen, vier onafhankelijke wielen en vier schijfremmen.
Er werden uiteindelijk minder dan 600 exemplaren gebouwd. Enkele maanden later volgde er ook een cabriolet, de GTS. Die oogstte weinig succes en hield het op ongeveer 100 stuks. In 1968 werden ze afgelost door de 365 GTC en GTS, die er zowat hetzelfde uitzagen maar wel een 4,4 liter grote V12 van 320 pk kregen. Ze zijn nog zeldzamer: van de GTC werden er minder dan 170 stuks gebouwd, van de GTS amper 20. In 1970 trok Ferrari er de stekker uit. Opvolgers kwamen er nooit. Vandaag zou je je dergelijk model het best nog kunnen voorstellen als de stijl en motor van de GTC4Lusso met het chassis van de 812 Superfast…
De 330 GTC is betrouwbaarder dan de 275 GTB en blijft in vergelijking daarmee relatief betaalbaar. Relatief, inderdaad: reken op € 600.000 voor een 330 GTC. Een GTS of een 365 moet je eerst vinden, en dan kunnen betalen…
De Duitse terreinwagen geboren in 1979 vindt zichzelf opnieuw uit voor het elektrische tijdperk. De elektrische G-Klasse heet echter niet EQG, maar G 580 EQ. De specs zijn alvast veelbelovend...
Dit is waarom de Mini Countryman SUV zo gegroeid is met zijn nieuwe generatie: er moest plaats gemaakt worden voor een klein broertje. Dit is de Mini Aceman, een volledig elektrische crossover.
De Volkswagen ID. Code is een conceptversie van een volledig elektrische SUV boordevol nieuwe technologie! Maar enkel China zal ervan kunnen genieten...
Naast een nieuwe look krijgt de facelift van de BMW i4 een nieuwe motorisatie, de xDrive40 met 295 kW (401 pk) en 548 km autonomie.