Na de oorlog begrepen autoconstructeurs al snel dat ze om te overleven wagens moesten bouwen die betaalbaar waren met de beperkte middelen van de bevolking. Alfa Romeo had de boodschap begrepen en ruilde vanaf het begin van de jaren ‘50 zijn wellustige vooroorlogse machines in voor kleine sportieve modellen.
Vroege plannen voor een mini-Alfa
Vanaf 1955 wou het merk nog verder gaan: het succes van de Fiat 500 en 600 op de thuismarkt bracht het merk ertoe een studie te lanceren voor een stadswagen met voorwielaandrijving. Door de enorme kosten van zo’n ontwikkeling besliste de directie (die was samengesteld uit regeringsleden) al snel om het idee te laten varen. Er werd een andere oplossing gekozen: de productie van de Renault Dauphine onder licentie…
Mini als inspiratie?
In 1959 gooide een nieuwe gebeurtenis alles weer door elkaar: de lancering van de Mini, die een immens succes werd. Alfa Romeo besliste op dat moment zijn project voor een stadswagen onder de Giulietta weer op te rakelen. Technisch gezien moest hij erg modern worden: voorwielaandrijving, een dwars ingeplante viercilinder met dubbele nokkenas, een cilinderinhoud van één liter en 49 pk. Eind 1962 werd het eerste prototype op de weg gebracht en de resultaten waren overtuigend: een gewicht van nauwelijks meer dan 700 kilo en een topsnelheid die in de buurt kwam van de 140 km/u waren uitstekende troeven.
Niet helemaal vergeten conceptcar
De directie werd alweer afgeschrikt door de nodige investeringen en besliste om opnieuw geen vervolg te geven aan het project. De Tipo 103 werd echter niet helemaal vergeten: Alfa Romeo gebruikte hem tien jaar later als basis voor de ontwikkeling van zijn Alfasud. En naar verluidt zou Renault veel inspiratie bij dit model hebben gehaald voor het ontwerp van zijn R8.