François Piette

2 OKT 2015

Test Mini John Cooper Works: Rebel in maatpak?

Dit is de sportieve top van het Mini-gamma. Met zijn 231 pk kan deze Mini John Cooper Works gerust naast de meer prestigieuze berlines staan. Hij was vroeger eerder radicaal, met een harde vering en een (te?) luide brul. De nieuweling lijkt de scherpe kantjes er wat af te vijlen, maar gaat dit ten koste van zijn persoonlijkheid? 

Advertentie
Advertentie

Meer dan 6.000 euro verschil zit er op een gewone Cooper S en de John Cooper Works, en dat is toch een aanzienlijk bedrag. Maar in ruil voor dat bedrag biedt de John Cooper Works enkele verleidelijke eigenschappen: naast de gebruikelijk gimmicks is het vooral de tot 231 pk opgevoerde motor die in het oog springt, de aangepaste voor- en achtertrein en de uitrusting die fors naar boven is afgerond. Maar is dat voldoende om die meerprijs te rechtvaardigen? Ja en neen. We verduidelijken. 

Het hart van het beest

Gooi een ‘grote’ viercilinder turbo van 2 liter onder de motorkap van een wagen die minder dan 3,9 m lang is en je zit geheid met een vinnig koerspaard dat er van ’s morgens tot ’s avonds voor wil gaan. En met minder dan 1,3 ton op de weegschaal heeft de Mini JCW geen gebrek aan dynamische ambities om waar te maken. Van 0 naar 100 km/u gaat het in 6,1 seconden en de topsnelheid is 246 km/u. Voilà, je hoeft niet verder te zoeken: dit is de snelste Mini ooit gemaakt. Eerst was de Mini JCW enkel beschikbaar met een automatische zesversnellingsbak, maar hij is nu ook beschikbaar met een manueel te bedienen transmissie. Het puristen onder ons zullen het graag lezen… Zien we hier een eerste bocht in de filosofie die wordt genomen? 

Sympathiek

De Mini komt met zijn sportieve look verleidelijk uit de hoek, maar we klasseren ‘m toch eerder als ‘guitig’ dan wel als ‘agressief’. Er komt spontaan een glimlach op je gezicht en die verdwijnt niet wanneer je achter het stuur plaatsneemt. De uitstraling is altijd sympathiek, maar er is ook duidelijk gewerkt om de sportieve ambities van het model te integreren in het interieur. En wie op dat moment nog geen brede glimlach op zijn lippen heeft, die gaat zeker overstag wanneer je de motor start. De lage, donderende grom die uit de dubbele uitlaat komt, is een feest voor je oren…

Ja, maar…

Met 231 paarden die allemaal op de vooras worden losgelaten, dat moet toch gegarandeerd voor oncontroleerbare uitspattingen zorgen, niet? Neen. Natuurlijk mag je niet vergeten dat er ook 320 Nm koppel uit de viercilinder komt, maar over het algemeen mag je gerust stellen dat de Mini JCW een mooi rijgedrag tentoonspreid. Wie nog meer wil, die kan voor de Sport-modus kiezen, maar dan springt de anglo-germaan echt van bocht naar bocht en dan schiet het comfort van de inzittenden er snel bij in.

Op bochtige wegen is het moeilijk om je niet over te geven aan het rijplezier dat de Mini biedt: hij doet echt van “vroooop” op de rechte stukken, de besturing is nauwkeurig en je kan de achterkant een stapje opzij laten zetten door op het juiste moment je rechtervoet te laten reageren. Kortom, rijplezier voor de schelmen onder ons. We vermijden echter de Sport-modus. In die modus krijg je er extra explosies tijdens het afremmen uit de uitlaat bij, maar het maakt ook de vering beenhard. Bovendien zullen de sportiefsten onder ons het jammer vinden dat de motor wel heel lineair opbouwt naar 5.000 tr/min en daarboven langzaam aan afbouwt. 

Dagelijks

De Mini JCW is relatief comfortabel en legt je niet veel meer beperkingen op dan een andere ‘gewone’ Mini. De automatische zesversnellingsbak die eerst door ons, puristen, werd verketterd, blijkt een uitstekende keuze om het sportieve blok ook dagelijks in te zetten: snel en efficiënt in Sport-modus en manueel, maar hij wordt zacht en comfortabel wanneer hij in normale modus wordt gezet. Daarnaast heeft de Mini JCW dezelfde tekortkomingen als een andere Mini: de ruimte achteraan is beperkt en de koffer is klein. Maar je koopt dan ook geen Mini om er wekelijks mee te helpen verhuizen.

Prijs

Hier komen we bij een van de grootste minpunten. Als je een Mini in een John Cooper Works outfit wil kopen dan moet je 31.390 euro mee naar de dealer nemen. Dat is 6.000 euro meer dan een ‘gewone’ Cooper S die dezelfde motor heeft, maar in een minder opgepepte versie. Duur. En met de automatische versnellingsbak komt het prijskaartje op 33.120 euro. Slik. En dat is nog niet alles. Wanneer je je nog laat verleiden door de optielijst, dan stijgt het finale prijskaartje richting 38.000 euro. Het testmodel waar wij mee reden, kost bijvoorbeeld 42.000 euro. Voor dat geld heb je al een Mazda MX-5 en een Renault Captur 1.5 dCi, nieuw en correct uitgerust.

Naar goede gewoonte is het verbruik van de Mini- en de BMW-producten een cijfer dat ons steeds met verstomming slaat. Ons gemiddelde klokte af op 7,6 l/100 km. En bij een zéér enthousiaste rijstijl, kwam dat verbruik slechts in de buurt van 10 l/100 km. 

Conclusie

Hij werd ooit als het enfant terrible van het gamma bestempeld, maar deze Mini John Cooper Works heeft zijn scherpe kantjes er af gevijld en toont zich efficiënter dan ooit. Deze kleine rebel is polyvalenter geworden, met een erg efficiënt rijgedrag, een heerlijke roffel uit de uitlaten en een comfortgehalte dat meer dan acceptabel is. Maar als het van ons afhangt, dan zouden we voor hetzelfde geld kiezen voor een Cooper S die quasi dezelfde prestaties levert. Wat er van het budget nog overblijft, daarmee keken we uit naar een tweedehands Mazda MX-5 van de eerste generatie.

Advertentie
Advertentie
Advertentie