Exact 20 jaar geleden, op 11 juni 2004, werd de 'Wet tot beteugeling van bedrog met de kilometerstand van voertuigen' aangenomen. Zoals de naam al doet vermoeden, was deze wet bedoeld om tellerfraude te bestrijden. In maart 2006 ontstond dan de vzw Car-Pass, die op 1 december van datzelfde jaar haar eerste certificaat uitreikte.

Het principe van de Car-Pass is eigenlijk heel eenvoudig: zodra een speler in de autosector iets van werk uitvoert aan een wagen, is die verplicht om de exacte kilometerstand in te voeren in de Car-Pass database. En wanneer een tweedehandswagen wordt verkocht, moet de verkoper deze kilometerhistoriek, de fameuze Car-Pass, bezorgen aan de koper, zodat die de echtheid van de kilometerstand kan controleren. 

Van 100.000 naar 1.500 gevallen per jaar!

En het moge duidelijk zijn dat de Car-Pass zijn nut heeft bewezen, zoals Michel Peelman, algemeen directeur van Car-Pass vzw, aangeeft: "In al die jaren verzamelde Car-Pass 310 miljoen tellerstanden van 26,5 miljoen voertuigen. Dit eenvoudige, maar efficiënte model heeft ertoe geleid dat tellerfraude in België nog nauwelijks voorkomt. Het betreft nu nog slechts ongeveer 1.500 gevallen per jaar." Een situatie die in schril contrast staat met 20 jaar geleden, toen voor de uitvinding van de Car-Pass geschat werd dat er met 60.000 tot 100.000 wagens per jaar geknoeid werd met de kilometerteller.

Wanneer in de rest van Europa?

Hoewel tellerfraude in België zo goed als verdwenen is, komt het in de rest van Europa helaas nog steeds veel voor. Een studie in opdracht van het Europees Parlement in 2018 schatte zelfs in dat dit soort fraude burgers maar liefst 8,9 miljard euro per jaar kost! Je zou je dus kunnen afvragen of het, net na de Europese verkiezingen, niet tijd is om deze Belgische praktijk uit te breiden naar de rest van Europa...