De ACEA, de belangenvereniging van de Europese auto-industrie, trekt heel hard aan de alarmbel. Over 15 weken, op 31 december 2020, is de overgangsperiode voorbij waarin het Verenigd Koninkrijk nog als vanouds met de Europese Unie samenwerkt en zal de Brexit dus ook in de praktijk een feit zijn. Maar de onderhandelingen tussen de Britten en het vasteland zitten muurvast en het begint er heel sterk naar uit te zien dat de Brexit zal ingaan zonder vooraf besproken handelsakkoorden. Dat betekent onder meer dat auto’s die uit het VK naar Europa worden uitgevoerd, of omgekeerd van Europa naar het VK, onderhevig zullen zijn aan invoerbelastingen. De EU hanteert vandaag importheffingen van 10 procent op alle personenwagens die van buiten de Unie worden ingevoerd en tot 22 procent op bestelwagens en vrachtwagens. De kans is groot dat de Britten vergelijkbare tarieven zullen kiezen. Aangezien de winstmarges in de autosector klein zijn en de meeste constructeurs nog hun wonden aan het likken zijn na de lockdown als gevolg van de coronapandemie, zullen autobouwers niet anders kunnen dan deze belastingen doorrekenen aan de eindklant.
110 miljard euro
Een gefortuneerde Rolls-Royce-, Bentley- of Aston Martinklant zal daar misschien niet van wakker liggen, maar producten van Jaguar Land Rover zijn al meer op de middenklasse gericht en Nissan bouwt ook een aantal modellen voor de EU in het Verenigd Koninkrijk. En Britse klanten zullen natuurlijk bijna alle auto’s duurder zien worden. De ACEA voorspelt massaal banenverlies en gedorven inkomsten. Als gevolg daarvan zou de economieën van de EU en het VK samen een deuk van 110 miljard euro incasseren. Daarom roept de ACEA samen met alle nationale constructeursverenigingen (waaronder onze Belgische Febiac) de onderhandelaars op om toch op zijn minst voor de autosector een deal te onderhandelen voor de Brexit een feit wordt.