François Piette

9 JUN 2010

Gamma is compleet

Met de komst van de coupé-cabriolet is de Mégane-familie compleet. Een grote familie trouwens, met niet minder dan zes leden. De ideale gelegenheid om even op het gamma terug te komen. Tussen de laatste nieuwigheden zitten enkele leuke verrassingen: de automaat met dubbele koppeling en de Mégane GT en GT-line.

Mégane CC 1.5 dCi

De Mégane CC was al het onderwerp van een eerste test, maar ondertussen kon ik ook al enkele kilometers afleggen met de 1.5 dCi, die bij ons waarschijnlijk het gros van de verkoop voor zijn rekening neemt.
De eerste indruk: de kleine motor presteert behoorlijk goed, op voorwaarde dat je hem in de toeren houdt. Wanneer je vertrekt, laat het hoge gewicht van het koetswerk zich duidelijk voelen en komt het tekort aan koppel in de lage toeren naar boven. Starts op hellingen lukken dan ook alleen met wat meer gas.
Hoewel de CC veel stijver is dan de vorige versie, haalt hij nog altijd niet het niveau van de Duitse concurrentie. Op slechte wegen merk je dan ook duidelijke vibraties in de voorruit, maar uiteindelijk heeft dat weinig invloed op het rijgedrag. We komen hier op terug tijdens een gedetailleerde test.

EDC-versnellingsbak

Versnellingsbakken met dubbele koppeling hebben duidelijk de wind in de zeilen. Ze verbruiken dan ook minder dan gewone automaten en werken zachter en aangenamer dan een gerobotiseerde bak. Zowat alle constructeurs hebben er een in het gamma. Tot voor kort hinkten de Franse constructeurs nog wat achterop. PSA leende de mechaniek van Mitsubishi voor zijn C-Crosser en 4007. Renault komt nu met een eigen variant: de Efficient Dual Clutch (EDC).

Die herneemt de werkingsprincipes van de DSG en consorten: twee assen met de tandwielen van de pare en de onpare versnellingen en twee koppelingen. Maar Renault hangt een andere filosofie aan. Terwijl de concurrentie eerder op prestaties en sportiviteit mikt, beogen de Fransen een lager verbruik. Voorlopig toch, want naar verluidt wordt er nog een sportievere versie klaargestoomd om de Golf GTI DSG naar de kroon te steken, in de RS bijvoorbeeld.

Op de baan is de EDC de zachtheid zelve. De schakelgangen verlopen snel en soepel. Ideaal om op het koppel te rijden, wat toch in 95 procent van de gevallen gebeurt. Sportiviteit moet je hier echter niet zoeken. In tegenstelling tot Volkswagen met zijn DSG, voorziet Renault geen sportmodus. Bovendien blinken schakellepels achter het stuur uit door hun afwezigheid.

Mégane GT

Laat ons duidelijk zijn: de GT en de GT-Line hebben weinig met elkaar gemeen. De eerste is een getemde versie van de RS, de tweede niet meer dan een koetswerkkit met een hardere ophanging (behalve op de cabrio). De GT is alleen beschikbaar met de krachtigste motoren (TCe benzine van 180 pk en dCi diesel van 160 pk), terwijl je de GT-Line met eender welke motor kunt combineren.

Op de weg overtuigt de GT. Het onderstel reageert precies, efficiënt en stabiel. De GT rijdt als op rails en is erg levendig. Verwacht echter geen speels karakter, de achtertrein lijkt wel gebetonneerd.
Beide motoren zijn krachtig en erg stil, de benzinemotor misschien zelfs te. We hadden graag wat meer sound gehoord, maar de vier cilinders blijven altijd op de achtergrond. Beter voor het comfort, maar een min voor het karakter. Een beetje meer emotie en charisma mocht wel.

Met zijn koppel van een vrachtwagen is de dCi veel brutaler. Vanaf de laagste toeren duwt hij stevig in de rug en dat houdt aan tot hoog in de toeren. Net als de benzinemotor is de diesel erg stil, maar voor een diesel is dat eerder een voordeel.
 

Advertentie
Advertentie
Advertentie